Inleiding
De bedragen opgenomen in het overzicht van lasten en baten, tevens meerjarenraming 2026-2029, laten in sommige gevallen (aanmerkelijke) verschillen zien. Hiervoor is een aantal algemene oorzaken aan te wijzen, waarvan we hier de voornaamste beschrijven:
- Bepaalde begrotingsjaren bevatten incidentele uitgaven;
- Met name in de sfeer van de specifieke uitkeringen komt het voor, dat programma’s aflopen; in de regel levert dat zowel aan de kant van de lasten als aan de kant van de baten verschillen tussen jaren op;
- Elk jaar worden de boekwaarden van de financieel nog niet afgesloten investeringen geactualiseerd;
- Door nieuwe inschattingen van het verloop van kredieten en eventuele gewijzigde uitgangspunten voor de te hanteren afschrijvingstermijnen, leidt dit tot geactualiseerde kapitaallasten van deze investeringen.
In de Meerjarenraming 2026-2029 zijn de besluiten verwerkt die zijn genomen naar aanleiding van de Bestuursrapportage 2025 en het financieel perspectief dat bij de Begroting 2026 is opgesteld op basis van nog te verwerken autonome ontwikkelingen. In de nu voorliggende Begroting 2026 zijn de effecten van voorstellen in de Voorjaarsnota 2025 geheel meegenomen.
Een toelichting op de specifieke verschillen tussen de begrotingsjaren 2025 en 2026 is gegeven in het programmaplan, bij de betreffende programma’s. Waar de financiële totaaloverzichten voor de programma’s tussen de jaren 2025 en 2026 verschillen laten zien, die substantieel zijn volgens de Begrotingsregels provincie Drenthe 2024, dan wordt hiervoor een toelichting gegeven. Wij verwijzen hiervoor naar de toelichting per programma.
Enige algemene ontwikkelingen met financiële gevolgen worden hierna besproken.
Ontwikkelingen provinciefonds
De raming van de algemene uitkering uit het provinciefonds is gebaseerd op de Meicirculaire Provinciefonds 2025. De Meicirculaire 2025 geeft een geactualiseerd beeld van de financiële kaders voor de provinciale begroting, gebaseerd op de Voorjaarsnota 2025 van het Rijk. De effecten van de circulaire zijn meegenomen in de Bestuursrapportage 2025/2e Actualisatie 2025. Het meerjarige beeld komt vervolgens terug in de Begroting 2026. In de Meicirculaire is een nieuwe accresraming opgenomen voor de jaren 2025 en verder. Daarnaast wordt de ruimte onder het plafond in het BTW-compensatiefonds over 2024 afgerekend. Verder is de definitieve afrekening van de accrestranche 2024 verwerkt.
In de nieuwe ramingen zijn nog niet de eventuele effecten verwerkt van een herziene verdeelsystematiek voor de algemene uitkering uit het Provinciefonds. De invoering daarvan verloopt niet al te vlotjes en de eerste effecten worden niet verwacht vóór de Septembercirculaire Provinciefonds 2025.
Voorlopig gaan we uit van de volgende ontwikkeling van de algemene uitkering uit het Provinciefonds.
Ontwiikeling algemene uitkering (Meicirculaire Provinciefonds 2025 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 |
---|---|---|---|---|---|
Raming algemene uitkering Begroting 2025 Drenthe | 195.635.353 | 188.500.097 | 203.383.866 | 211.384.785 | 211.384.785 |
Raming algemene uitkering Meicirculaire 2025 | 205.479.881 | 195.220.420 | 213.553.179 | 224.346.699 | 233.295.471 |
Verschil | 9.844.528 | 6.720.323 | 10.169.313 | 12.961.914 | 21.910.686 |
Opcenten Motorrijtuigbelasting (MRB)
In het Coalitieakkoord 2023-2027 "Samen bouwen we Drenthe!" is opgenomen, dat in de huidige bestuursperiode wordt afgezien van indexering van de opcenten op de motorrijtuigenbelasting. Wij bevriezen het aantal opcenten daarom ook voor het begrotingsjaar 2026 op 92 opcenten. De geraamde inkomsten uit opcenten op de motorrijtuigenbelasting baseren wij op het tarief van 92 opcenten, het autobestand en de samenstelling van dat autobestand. Voor verdere details verwijzen wij naar de paragraaf Lokale Heffingen in deze Begroting 2026.
Afschrijvingstermijnen
Investeringen zijn objecten die gedurende een langere periode (langer dan 1 jaar) gebruikt worden. De uitgaven die gepaard gaan met investeringen dienen verdeeld te worden over de gebruiksduur en als zodanig verwerkt te worden in de provinciale begroting en jaarrekening. De afschrijvingstermijnen zijn ten opzichte van de Begroting 2025 aangepast voor nog te activeren investeringen. Er wordt gebruik gemaakt van de componentenmethode. Dit betekent dat de verschillende onderdelen van een investering voor hun eigen gebruiksduur geactiveerd worden zoals opgenomen in de afschrijvingstermijnen in de Nota investeren, activeren en waarderen provincie Drenthe 2024.
Investering | afschrijvingstermijn (in jaren) |
---|---|
Gronden en tereinen | n.v.t. |
Woonruimten | 50 |
Gebouwen (grote verbouwing: aansluiten bij restant afschrijving) | 50 |
Verbouwing/revitalisering | 20 |
Grond-, weg- en waterbouwkundige werken waaronder: | |
- sluizen (was 90 jaar) | 80 |
- sluisdeur van composiet | n.v.t. |
- sluisdeur van staal | 80 |
- sluisdeur van hout | 50 |
- bruggen (waaronder val) en viaducten (was 90 jaar) | 80 |
- voorzieningen bij waterwegen | 30 |
- (aanleg van) wegen | 30 |
- rotondes en verkeersdrempels e.d. | 30 |
- betonbeschoeiing (was 50 jaar) | 80 |
- staalbeschoeing | 50 |
- houtbeschoeiing | 30 |
- bedienpost tbv de scheepvaart (incl. aanleg glasvezel) | 10 |
Vervoersmiddelen | 5 |
Machines, apparaten en installaties lang | 30 |
Machines, apparaten en installaties middel | 15 |
Machines, apparaten en installaties kort | 10 |
Overige materiële vaste activa, waaronder: | |
- inventarissen (waaronder meubilair) | 10 |
- schilderijrekken | 20 |
- isolatieglas | 20 |
- audio/videoapparatuur en telefooncentrale | 4 |
- multimedia, beveiligingscamera's | 5 |
- automatisering (ICT systemen) | 4 |
- software | 4 |
- tablets | 4 |
- smartphones | 2 |
Immateriële activa | maximaal 5 |
m.u.v. bijdragen aan activa in eigendom van derden | maximaal 20 |
Loonindexatie
Jaarlijks wordt de loonindexatie geactualiseerd. Omdat er nog geen CAO voor 2026 is, baseren wij onze raming op de meicirculaire van het provinciefonds 2025. Daarin zijn de indices opgenomen en verwerkt, uit het Centraal Economisch Plan van maart 2025. Voor 2026 is uitgegaan van de index Loonvoet sector overheid. Deze index richt zich specifiek op de lonen, terwijl de index Prijs overheidsconsumptie, beloning werknemers zowel prijzen als lonen in de overheidssector bevat. De index Loonvoet sector overheid houdt rekening met de veranderingen in de gemiddelde lonen van werknemers in de overheidssector, dus inclusief eventuele periodieke verhogingen. Omdat voor onze organisatie wordt ingeschat dat we gemiddeld een iets hogere periodiek hebben (2%), hebben we op grond van het criterium reëel ramen, het landelijk gemiddelde nog met 1%, opgehoogd. Bij de index percentages is aangesloten bij de cijfers uit het CEP 2024. Deze cijfers wijken beperkt af van de latere raming in het CEP 2025. In combinatie met een eerder overgebleven restant en een nog onverdeeld bedrag binnen de begroting 2025, is ervoor gekozen dit jaar terughoudend om te gaan met extra reserveringen vanuit de vrije ruimte.
Per saldo gaan we uit van de volgende index percentages (CAO, premies en periodieken): (2026) 4,8%, (2027) 5,8%, (2028) 5,0%, en (2029) 5,0%.
Indexatie Begrotingssubsidies
Onze begrotingssubsidies worden geïndexeerd. De indexatie wordt jaarlijks geactualiseerd op basis van de meicirculaire van het provinciefonds en het meest recente Centraal Economisch Plan. De begrotingssubsidies zijn specifiek benoemd in paragraaf II.4.5 van de begroting. Een beperkt aantal begrotingssubsidies wordt om moverende redenen niet geïndexeerd. De indexering wordt berekend op basis van een gemiddelde over de afgelopen vijf jaar van een mix van de indices voor lonen en prijzen. Door het gebruik van een dergelijk gemiddelde worden schommelingen in de indexering zoveel mogelijk tegen gegaan en behoeft geen nacalculatie plaats te vinden. Voor de Begroting 2026 bedraagt de index 4,2%. Meerjarig gaan we nu uit van 4,8% indexatie voor 2027, 4,7% voor 2028 en 4,7% voor 2029.
Indexatie inkopen (goederen en diensten)
De individuele begrotingsposten met het karakter van inkopen van goederen en diensten worden niet generiek geïndexeerd.
Ontwikkeling van de rente
Sinds de invoering van het verplichte schatkistbankieren worden de overtollige liquide middelen in 's Rijks schatkist - conform de Wet fido - aangehouden. Op deze tegoeden ontvangen we een rentevergoeding. Renteaanpassingen door de ECB werken ook door in de rentevergoeding die de provincie op haar tegoeden ontvangt. Na een reeks verlagingen van de depositorente door de ECB bedraagt deze per 30 juni 2025 2,00%. Verschillende banken denken dat het einde aan de renteverlagingen in zicht is, met een verwachting die ligt tussen de 1,50% en 2,00% richting eind 2026.
De rentevergoeding die de provincie op haar tegoeden ontvangt, beweegt rond het niveau van de depositorente.
Overzicht toegepaste indices en percentages
Omschrijving | Toegepast in 2025 | Toegepast in 2026 |
---|---|---|
Index gesubsidieerde instellingen | 3,60% | 4,2% |
Index t.b.v. Openbaar Vervoer (OV-bureau) | 5,04% | 5,452% |
Index t.b.v. Openbaar Vervoer (Trein) | 5,04% | 3,29% |
Index belastingen en heffingen | 0,00% | 0,00% |
Groei van het wagenpark in relatie tot de MRB | 0,00% | 0,00% |
Rentepercentage van toegerekende rente | n.v.t. | n.v.t. |
Rentetoerekening aan reserves | n.v.t. | n.v.t. |